Witte Jas

COLUMN: De Witte Jas

Door Sander Loos

Kent u ze, de Witte Jassen? Die Witte Jassen die er in dertig seconden in slagen een mens van vlees en bloed te degraderen tot een enkel lichaamsdeel? Een jaar of zes geleden scheurde ik tijdens een voetbalwedstrijdje mijn knieschijfpees finaal af. De jongste voetbalde bij de C-tje en volgens goed gebruik werd het seizoen afgesloten met een BBQ en daarna een potje tussen ouders en kinderen. Achteraf hadden ze die volgorde beter om kunnen draaien. Want naast verbrand vlees waren de vloeibare versnaperingen tijdens de BBQ ruim voorhanden.

Wat er gebeurde: het onderbeen bleef staan, het bovenbeen draaide zestig graden naar links. Het uitgerukte ambulancepersoneel knipte de broek open en de diagnose was meteen duidelijk. Dislocatie van de patella door ruptuur van de pees. De knieschijf zat zichtbaar een centimeter of twintig te hoog. In het ziekenhuis kwam een Witte Jas met een glaasje water en twee pilletjes in de hand aan mijn bed. “Paracetamol” verklaarde ze. Maar ik had helemaal geen pijn, probeerde ik nog. Dat was buiten de waard gerekend. Twee paracetamol, richtlijn blijkbaar. De traumachirurg een dag later bleek onder zijn Witte Jas wel een mens te hebben zitten. Zodra het hem duidelijk werd dat hij te maken had met een collega Witte Jas, mocht het groene doek tijdens de operatie omlaag (tegen de richtlijn in) en mocht ik meekijken hoe hij mijn losgescheurde onderdelen weer aan elkaar naaide. Toen hij om 13.00 uur de boel weer dicht had geritst bleek hij ook nog eens van voetbal te houden; “nu snel naar huis, ben je nog net op tijd voor Twente-Ajax”. Ajax kon in die wedstrijd kampioen worden. Maar ja, die richtlijn. Eerst naar de verkoever kamer en pas naar huis als je in een fles hebt geplast. En dat duurde dus nog uren. Niet omdat ik niet moest plassen maar omdat plassen in een fles niet echt mijn cup of tea is. Twente-Ajax dus gemist. Dankzij de richtlijn.

Na drie maanden spalk, terug voor controle. De Witte Jas gebood me mijn broek uit te trekken en op een bed te wachten op de De Dokter. Hoe lang dat zou duren? Ze had geen idee, het was druk. Een beetje als de NS, uw trein is vertraagd, geen idee hoe lang.

De Witte Jas die uiteindelijk binnenkwam stelde zich niet eens voor. Hij wierp een blik op de papieren, klopte op mijn knie, mompelde iets als ‘prima’, en had de deurkruk al weer in de hand toen ik nog heel voorzichtig vroeg “fysiotherapie?”. “Kan”, de Witte Jas hield van kort maar krachtig en was weer weg.

Wat is dat toch tussen communicatie en Witte Jassen? Die twee grootheden lijken niet voor elkaar geschapen. Tijd voor een richtlijntje?