Artikel van de maand
In deze (nieuwe) rubriek bespreken we iedere aflevering een interessant, actueel en recent artikel dat relevant is voor de endodontologie. Voor de selectie van het artikel maken we dankbaar gebruik van het werk van de tandarts-endodontologen in opleiding (TEO’s) van ACTA. Zij bestuderen voor hun opleiding maandelijks de meest actuele endodontische literatuur en kiezen daaruit het interessantste artikel van die maand.
Dit keer is dat: ‘Options for Access Cavity Designs of Mandibular Incisors: Mechanical Aspects from Finite Element Study.’ J Endod. 2023 49: 1706-1712. D.Y. Galal, N.N.Nawar, M. abou El Seoud, S.M. Saber, H-C Kim.
In dit onderzoek is gekeken naar het effect van diverse endodontische toegangscaviteiten in onderincisieven op het biomechanisch gedrag en de levensduur van deze elementen met behulp van de zogenaamde eindige-elementenmethode (EEM).
Methode
Om te beginnen hebben de onderzoekers een digitaal driedimensionaal model van een onderincisief ontworpen. Nadat dit model was gevalideerd, zijn 4 experimentele toegangscaviteiten ontwikkeld: de traditionele linguale toegangscaviteit (TLT), de buccale toegangscaviteit (BT), de incisale toegangscaviteit (IT) en de cervicale toegangscaviteit (CT) (zie figuur 1). De wortelkanaalpreparatie, kanaalvulling met guttapercha en de afsluiting van de toegangscaviteiten met composiet werden ook verwerkt in het 3D model. Vervolgens werd (digitaal) de eindige-elementenmethode toegepast. Dit betekent dat een cyclische axiale belasting van 120 N werd gesimuleerd en het aantal cycli tot aan breuk van het element werd geregistreerd als maat voor de levensduur van het element. Dit werd vergeleken met die van het intacte element.
Resultaten
Het bleek dat bij gave elementen het aantal cycli tot breuk 3,85 x 10⁹ ( 100%) was, bij de TLT 0,82 x 10⁹ ( 21,4 %), bij de BT 7,46 x 10⁹ (193,7%), bij de IT 2,24 x 10⁹( (58,2%) en tot slot bij de CT 7,46 x 10⁹ (193,7%).
Discussie
De levensduur bij linguale en incisale toegangscaviteiten was in dit onderzoek lager dan dat van een gave onderincisief. De levensduur van het element bij buccale en cervicale toegangscaviteiten was echter hoger dan dat van het gave element. Dit verklaren de auteurs door 2 factoren in de stressdistributie. Ten eerste werden de resulterende spanningen gekanaliseerd in de richting van en op het intacte labiale oppervlak, ver weg van de overgang tussen tand en composietvulling die soepele spanningsafvoer kan belemmeren en stress kan creëren. Ten tweede werd het labiale oppervlak dat de spanningen opvangt versterkt door het stijve composiet dat de pulpakamer opvult.
Aanvullend klinisch onderzoek is nodig om deze bevinding verder in de praktijk te staven, mede omdat deze simulatie uitgaat van een perfecte hechting en een volledige luchtvrije vulling van de pulpakamer met composiet.
De auteurs vermelden dat hun resultaten niet kunnen worden toegeschreven aan het verschil in de hoeveelheid tandstructuur die in dit model is verwijderd voor de toegangscaviteiten. Bij de cervicale toegangscaviteit is 3,5 keer meer tandweefsel opgeofferd dan bij de incisale toegang, maar toch presteerde deze toegangscaviteit beter. Dit toont aan dat de locatie (en niet de omvang) van de toegangscaviteit de belangrijkste factor is voor de verlengde levensduur.
Conclusie
De conclusie van deze studie is dat buccale en cervicale toegangscaviteiten onderincisieven een verlengde levensduur geven. De auteurs menen dat, gezien de goede en duurzame kwaliteit van de tandkleurige restauratiematerialen, deze zichtbare toegangscaviteiten prima kunnen worden toegepast en het niet langer nodig is om om esthetische redenen een linguale toegangscaviteit te maken.